“Ik wil eigenlijk niet, maar ik sta hier omdat ik hier moet staan…”, zegt ze op het moment dat ze plaatsneemt voor de groep tijdens de training. Je moet helemaal niets, antwoord ik. Jij kiest ervoor om daar te gaan staan. Ze kijkt me vragend aan. “Dan kies ik ervoor om weer te gaan zitten…”. Ondertussen staat ze nog steeds en komt ze niet in beweging. Ik vervolg: realiseer je je dat er iets is in jou is dat wil gaan zitten, en dat er iets anders is dat er voor kiest om te blijven staan? En dat dat deel tot op dit moment net iets groter is? Ze geeft een voorzichtig knikje. Dus waar ga je voor kiezen? Ga je zitten, of blijf je staan met het risico dat je een nieuwe ervaring opdoet? Ze aarzelt en met een krachtige stem zegt ze; “Dan blijf ik staan…”